De Holocaust
De bezettingsperiode 1940 - 1945 (met dank aan wikipedia)
In 1939 woonden ongeveer 140.000 Nederlandse Joden in Nederland, onder wie ongeveer 25.000 Duits-Joodse vluchtelingen die Duitsland in de 30-er jaren ontvlucht waren (andere bronnen stellen, dat tussen 1933 en 1940 zo’n 34.000 Joodse refugiés Nederland binnen kwamen, merendeels uit Duitsland en Oostenrijk.
De Nazi bezettingsmacht stelde het aantal Nederlandse Joden (o.g.v. ras) 1941 op ongeveer 154.000. In de Nazi census verklaarden ongeveer 121.000 personen, dat zij leden waren van de (Ashkenazi) Nederlands-Israëlitische gemeenschap; 4.300 personen verklaarden lid te zijn van de (Sefardische) Portugees-Israëlitische gemeenschap. Ongeveer 19.000 personen rapporteerden twee Joodse grootouders te hebben (hoewel algemeen wordt aangenomen dat een deel van dit aantal in feite drie Joodse grootouders had, maar dat aantal niet wilden noemen uit vrees dat zij door de Nazi-autoriteiten als Joden in plaats van Mischling / half-Joods zouden worden beschouwd). Zo’n 6.000 personen gaven op één Joodse grootouder te hebben. Ongeveer 2.500 personen, die in de volkstelling als Joods werden geteld, waren lid van een Christelijke kerk, voornamelijk Nederlands Hervormd, Gereformeerd of rooms Katholiek.
In 1941 woonde de meerderheid van de Nederlandse Joden in Amsterdam. De volkstelling van 1941 geeft een indicatie van de geografische spreiding van Nederlandse Joden aan het begin van de Tweede Wereld Oorlog (aantal Joden per provincie – dat aantal is niet gebaseerd op de rassen standaarden van de Nazi’s, maar op wat de personen zelf verklaarden te zijn in de volkstelling). Het totale aantal van 139.717 was als volgt gespreid:
* Groningen 4.682 * Friesland 851 * Drenthe 2.498 |
* Overijssel 4.345 * Gelderland 6.663 * Utrecht 4.147 |
* Noord Holland 87.026 (inclusief 79.410 in Amsterdam ) * Zuid Holland 25.617 |
* Zeeland 174 * Noord Brabant 2.320 * Limburg 1.394 |
In 1945 waren nog slechts ongeveer 35.000 van hen in leven.
Het exacte aantal "volle Joden" dat de Holocaust overleefde wordt geschat op 34.379 (van wie 8.500 deel uitmaakten van een gemengd huwelijk en zo gespaard waren voor deportatie en mogelijke dood in de Nazi concentratie kampen); het aantal "half Joden" in Nederland aan het eind van Tweede Wereld Oorlog in 1945 wordt geschat op 14.545 en het aantal "kwart Joden" op 5.990. Ongeveer 75% van de Nederlands-Joodse bevolking kwam om, een ongewoon hoog percentage vergeleken met andere bezette landen in west Europa.
Factoren, die het grote aantal omgekomen mensen beïnvloedden waren het feit dat Nederland niet onder een militair regime stond, omdat de koningin naar Engeland was gevlucht, waarbij het gehele overheidsapparaat in tact bleef. Een andere verklaring is dat de grote meerderheid van de natie zich aanpaste aan de omstandigheden:
Tijdens het eerste jaar van de bezetting van Nederland werden Joden gedwongen om zich te registreren bij de autoriteiten en werden geweerd uit bepaalde beroepen.
Te beginnen in januari 1942 werden sommige Nederlandse Joden gedwongen om naar Amsterdam te gaan; anderen werden direct gedeporteerd naar Westerbork, een concentratiekamp bij het kleine dorpje Hooghalen, dat in 1939 door de Nederlandse overheid was opgezet om onderdak te geven voor de Joden, die de Nazi vervolging ontvluchtten, maar de functie van doorgangskamp zou gaan vervullen naar de Nazi doodskampen in Midden en Oost Europa tijdens Wereld Oorlog II.
Alle niet-Nederlandse Joden werden ook naar Westerbork gestuurd. Bovendien werden meer dan 15.000 Joden naar werkkampen gestuurd.
De deportaties van Joden uit Nederland naar Polen en Duitsland begonnen op 15 juni 1942 en eindigden op 13 september 1944.
Uiteindelijk werden zo’n 101.000 Joden gedeporteerd in 98 transporten vanuit Westerbork naar Auschwitz (57.800; 65 transporten), Sobibor (34.313; 19 transporten), Bergen-Belsen (3.724; 8 transporten) en Theresienstadt (4.466; 6 transporten), waar de meesten van hen werden vermoord. Nog eens 6.000 Joden werden gedeporteerd vanuit andere plaatsen (zoals Vught) in Nederland naar concentratiekampen in Duitsland, Polen en Oostenrijk (zoals Mauthausen). Slechts 5.200 overleefden.
De Nederlandse ondergrondse verborg naar schatting ongeveer 25.000–30.000 Joden; uiteindelijk wist een geschat aantal van 16.500 Joden de oorlog te overleven door onderduiken. Ongeveer 7.000 tot 8.000 overleefde door te vluchten naar landen als Spanje, Engeland en Zwitserland, of door te trouwen met niet-Joden (wat hen redde van deportatie en mogelijke dood).
Tegelijkertijd was er een substantiële collaboratie vanuit de Nederlandse bevolking, inclusief het Amsterdamse gemeente bestuur, de Nederlandse gemeente politie en het Nederlandse spoorweg personeel, die allen hielpen om Joden aan te houden en te deporteren.
Een van de bekendste Holocaust slachtoffers in Nederland is Anne Frank. Samen met haar zuster, Margot Frank, overleed ze aan tyfus in maart 1945 in het concentratiekamp Bergen-Belsen, vanwege onhygiënische leefomstandigheden en gevangenzetting door de Nazi’s. Anne Frank's moeder, Edith Frank-Holländer, werd door de Nazi’s in Auschwitz uitgehongerd. Anne Frank's vader, Otto Frank, overleefde de oorlog.
Tot de Nederlandse slachtoffers van de Holocaust behoren Etty Hillesum en Abraham Icek Tuschinski. In tegenstelling tot veel andere landen, waar alle aspecten van Joodse gemeenschappen en cultuur werden vernietigd tijdens de Shoah, overleefde een opmerkelijk groot gedeelte van de rabbinale verslagen in Amsterdam, wat de geschiedenis van het Nederlandse Jodendom buitengewoon goed gedocumenteerd maakte.